vrijdag 24 januari 2014

Koninklijk


De grootte en de manen van het mannetje geven het dier een imposant uiterlijk, waardoor de leeuw in grote delen van de wereld bekendstaat als de koning der dieren. In Europa heeft hij deze rol overigens pas in de loop van de Middeleeuwen overgenomen van de bruine beer. De leeuw is vaak onderwerp van folklore en symboliek geweest. Zo staat de leeuw afgebeeld in de wapens van verscheidene landen, streken en steden, waaronder Nederland en België. De leeuw in het wapen van Nederland is een afbeelding van de Kaapse leeuw, een uitgestorven ondersoort van de leeuw. Maar er zijn naast de leeuw nog meer dieren met een titel. 


Zo heb je nog de keizerspinguïn en de koningspinguïn, De koningspinguïn is kleiner dan de keizerpinquin en feller gekleurd. De gekleurde vlekken langs de zijkant van de kop zijn bij deze soort ook niet verbonden met hun witte voorkant, in tegenstelling tot de keizerspinguïn. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. Koningspinguïns worden vaak verward met keizerspinguïns, keizerspinguïns hebben echter een kromme snavel, koningspinguïns niet. 

Een ander dier met een titel is het Prins-Alfredhert een relatief kleine hertensoort met korte poten, ter grootte van een ree. Een volwassen exemplaar is ongeveer 120 tot 130 cm lang, 60 tot 80 cm hoog (schouder) en weegt 40 tot 60 kg. De staart is 8 tot 13 centimeter lang. Het mannetje is makkelijk te onderscheiden van het vrouwtje door het grotere formaat en gewei. Het Prins-Alfredhert heeft een vrij onopvallend uiterlijk, met een wollig bruine vacht en ovale witte vlekken op de donkerbruine rug en zij. De buik van het dier is crèmekleurig. Het heeft een relatief smalle kop met een puntig aangezicht. De kop is lichter bruin van kleur dan de rest van het lichaam en de ogen worden omgeven door lichtgekleurde vacht. De kin en hals van het Prins-Alfredhert is wit van kleur.
foto: Reinetta (site Blijdorp)


Een wat onbekender dier is vissoort: De Prinses van Burundi leeft in het Tanganyikameer in Oost-Afrika. In de buurt van rotsen en holen bezet een paartje een territorium dat zij verdedigen tegen indringers en belagers. 










Maar in Dierenpark Amersfoort leeft naaste de leeuw nog een koninklijk dier. Je moet er wel naar zoeken, wat hij valt bijna niet op. Het is het winterkoninkje. Op het goudhaantje na de kleinste vogel in Nederland. Een hele eer zou je zeggen, Winterkoning. Maar eigenlijk heeft het dier die naam als straf gekregen. Alle vogels besloten lang geleden dat er ook maar een koning voor de vogels moest komen. Ze bedachten een wedstrijd, wie het hoogst kon vliegen die mocht koning worden. De uil werd aangewezen als scheidsrechter, die was toen al als wijze raadsman benoemd. Na het aftellen vloog iedereen omhoog, grote stofwolken achterlatend. De arend klapwiekte op zijn gemak omhoog, de vogels onder hem riepen jij bent de koning, jij bent de koning, want niemand heeft hoger gevlogen dan jij. Langzaam begon de adelaar weer te dalen, toen plots een kleine vogel van tussen zijn borstveren vandaan kroop en omdat hij nog niet moe was omhoog begon te vliegen. Steeds hoger en hoger, ondertussen roepend : Ik ben de koning, ik ben de koning. "Jij de koning?" riepen de vogels boos, "door listen en lagen alleen heb je het zover gebracht," en nu verzonnen ze wat anders: die zou hun koning zijn, die het diepst in de aarde kruipen kon. Wat krabbelde de haan gauw een gat! Maar 't kleine naamloze diertje zocht een muizengaatje op, kroop daarin en riep met z'n fijn stemmetje naar boven: "Koning ben ik! Koning ben ik!" - "Jij de koning?" riepen de vogels nog veel bozer, "dacht je dat jouw listen golden?" Ze besloten, hem in z'n muizengaatje gevangen te houden en hem uit te hongeren.

De uil werd er als wachter voorgezet: die mocht de schelm niet laten ontsnappen, als 't leven hem lief was. Maar toen het avond geworden was, en de vogels door de inspanning van het vliegen bijzonder moe waren geworden, gingen ze allemaal met vrouw en kroost naar bed.
Alleen de uil bleef, staande voor het muizengat keek hij er met zijn grote ogen voortdurend in. Maar intussen, de uil werd óók moe; en hij dacht: "Je kunt altijd één oog dicht doen, met het andere blijf je toch wakker, en dan kan die kleine deugniet toch het muizengat niet uit." Dus deed de uil één oog dicht en staarde met het andere oog stokstijf in het muizengat. Het kleine kereltje stak even met zijn koppetje naar buiten en wou ontsnappen, maar de uil stapte meteen ervoor, en 't kleintje trok z'n koppetje weer in. Nu deed de uil het andere oog open en het ene dicht, en zo wou hij het de hele nacht om beurten doen. Maar toen hij z'n ene oog weer dichtdeed, vergat hij, het andere open te doen, en pas waren alle twee de ogen dicht, of hij sliep in. Het kleintje merkte dat al gauw en ontsnapte.
Van die tijd af mag de uil zich bij dag niet meer vertonen, anders zijn de andere vogels meteen achter hem aan en plukken hem aan z'n veren. Ze vliegt alleen 's nachts uit, maar de muizen vervolgt hij met z'n haat, omdat ze zulke lelijke gaatjes maken. En ook het kleine vogeltje laat zich niet zo graag zien want hij is bang dat 't hem z'n mooie veren kraag kan kosten, als hij betrapt wordt, 's Winters sluipt en wipt hij onder langs de heggen en als hij heel zeker van zijn zaak is, roept hij soms: "Koning ben ik!" en daarom noemen de anderen hem uit spot het Winterkoninkje.

Als je goed zoekt in Dierenpark Amersfoort je ze vast wel tegenkomen, vooral in het mooie Dinopark.         
Bronvermelding:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor u reactie,

Wim Lagendijk