donderdag 27 november 2014

Zeven huizen (huis drie)

 Het huis stond er armoedig bij. De verf was jaren geleden voor het laatst aangebracht en de plek voor de auto was inmiddels ingenomen door potten met planten in alle soorten en maten. Niemand in het dorp wist eigenlijk wanneer het verval was begonnen. Volgens de een al meer dan een jaar geleden en een ander wist te vertellen dat het al twee jaar speelde.
Wat het meest op viel was dat de luiken van het huis, die in een dof groene kleur geschilderd waren, al jaren gesloten bleven. De vrouw van het huis zag je soms heel even in het dorp om boodschappen te doen. De bakker vertelde dat direct nadat hij de deur van het slot had gedaan, de vrouw binnenkwam en een brood kocht. Nooit eens wat koekjes of een gebakje.
Volgens de slager kocht ze altijd dezelfde worst en een keer per week een stukje vlees.
De man was al zeker twaalf maanden niet gezien. Niemand wist of hij eigenlijk nog thuis was, op reis of eigenlijk nog wel leefde.

Binnen in het huis was het donker en stil. Door de gesloten luiken kwam, waar het hout niet goed meer aansloot, een dun straaltje licht naar binnen. In het hele huis was geen plant meer te zien, alles wilde in de donkere omgeving niet meer groeien. De vrouw was een hele poos geleden begonnen om alle planten te verhuizen naar een plek naast het huis. Vroeger, ze wist zelf al niet meer hoelang geleden stond hier nog de auto. Nu was de plek een verzamelplaats voor alle planten. Sommige potten hingen aan de muur, anderen vulden de hele parkeerplaats en stonden haast op straat.
Achter een raam in de kamer rechts naast de voordeur, verborgen door de grote luiken, zat de man in een grote leunstoel. Wanneer het mis gegaan was wist hij eigenlijk al niet meer, geen werk, geen vrienden. Hij was gewoon gaan zitten en zat de hele dag voor zich uit te staren. Licht kon hij niet meer verdragen en hij wilde ook niemand meer zien. Zijn vrouw bracht hem 3 keer per dag z'n koffie en om twaalf uur twee boterhammen met dezelfde worst. Vrijdag kreeg hij een stukje vlees bij de gekookte aardappelen en de bloemkool. 's Avonds precies om tien uur stond hij op om naar bed te gaan, om dan de volgende ochtend om acht uur weer in z'n stoel plaats te nemen.

In de keuken was de vrouw bezig om een grote plant in een pot te zetten.


vrijdag 21 november 2014

Zeven huizen (huis twee)


Het bordes van het statige pand was keurig geboend. De grote lantaarn boven de voordeur gaf het pand een voorname indruk. Binnen in het pand was het echter stil. Alleen de grote pendule in de gang met de grote marmeren tegels liet zijn getik horen. Boven in het grote pand verdrong een dringend bel geluid de heersende stilte. Vermoeid liep ze voor de zoveelste keer de velen trappen af naar de salon op de begane grond. Mevrouw had gebeld. Vermoedelijk weer voor iets onbenulligs. Beneden aangekomen, vroeg mevrouw om thee. Nee, toch weer thee. Nu moest ze nog verder naar beneden, naar de keuken in het souterrain. Gelukkig was door Karel, die mocht ze wel. Zo vaak zagen ze elkaar niet. Hij was tenminste niet zo deftig. Toen ze de keuken binnenkwam keek ze heel even naar hem. Wat een mooie handen had hij toch. Karel knipoogde naar haar. Ze pakte het dienblad met de thee op en begon de trap naar de salon te beklimmen. Waarom mocht ze de lift niet gebruiken, die was er toch niet voor niets. Ze klopte op de deur van de salon. Ze zette de thee op het tafeltje naast de grote leunstoel, mevrouw wuifde even met haar hand als teken dat ze weer kon gaan. "Kouwe kak" dacht ze nog en slofte de trappen naar de zolder weer op.



vrijdag 14 november 2014

Zeven huizen (Huis een)

Het was stil op de gracht. Alleen verdwaalde toeristen slenterde langs de statige huizen en keken verwonderd naar de eeuwen oude gevels. Op een bordes van een van de huizen stond een vrouw de bel te poetsen. De grote koperen naamplaat naast de bel glom al in de late  namiddag zon. Je zag de langslopende mensen vol afgunst naar de vrouw kijken. Dat zij in dat prachtige pand mocht wonen. De vrouw poetste vol overgave door en keek niet op of om. Achter haar klikte een camera om het beeld vast te leggen.  De toerist liep langzaam door. Al spiedend door zijn lens kijkend op zoek naar een volgende tafereeltje.

In de deuropening verscheen een andere vrouw. "Ben je nu nog niet klaar, Maria?, Je moet ook de ramen nog zemen"
Maria keek verschrikt op, ze was ongemerkt met haar gedachten weer terug in haar geboorteland Colombia geweest. Ze dacht aan haar familie ver weg. Die miste ze heel erg. Langzaam liep ze het statige pand weer in. Gauw de ramen zemen, dan kon ze zich weer terugtrekken op haar kleine kamer helemaal boven op de oude zolder.