Bij het huis aangekomen vergeleek hij het huis met de foto in zijn hand.
foto:Jaap Lagendijk |
De voordeur was nog precies hetzelfde, groen met een mooie afbeelding van gietijzer. In het midden een vrouwenfiguur die aan haar arm een mandje bloemen had hangen. De deurknop van koper glom in de zon, die mocht hij vroeger vaak oppoetsen.
In zijn hoofd kwam vanzelf het beeld naar boven van de lange gang achter de deur. Mooie geblokte tegels meestal aan het zicht onttrokken door een lange gangloper. Die loper had in het midden mooie bloemmotieven met aan de randen lange donkere banen die naar het einde van de gang liepen. Die gebruikte hij vroeger vaak als autoweg voor zijn Dinky Toys. Rechts bevonden zich twee deuren. De eerste deur gaf toegang tot de voorkamer. Via de andere deur kwam je in de achterkamer. Daar had hij de meeste tijd doorgebracht toen hij nog klein was. Als je binnenkwam stond links de Liberty stoel waar zijn vader altijd in zat te lezen of z'n middagdutje deed. Daar mocht je alleen inzitten als je ziek was, dan werd van de stoel een bedje gemaakt. Achter de stoel een lage boekenkast met daarin de radio met dat mooie groene oog, wat leek te knipogen als je aan de zenderknop draaide. In het midden van de kamer de eettafel met net zo'n kleed zoals Toon Hermans beschreef in zijn Sinterklaas conference. Verder stond er nog een dressoir en voor de schoorsteen een glimmende zwarte haard met ruitjes van mica. Aan die haard had hij slechte herinneringen over gehouden. Op een zondagmorgen was hij uitgegleden op het stukje zeil voor de haard en tegen de punt van het deurtje gevallen. Daarna moest hij met een theedoek tegen zijn mond achterop de fiets mee naar het ziekenhuis om zijn kapotte lip te laten hechten. Andere beelden kwamen en gingen weer, de grote tuin achter het huis, buiten spelen voor de deur, maar wel met een touw om je middel anders viel je in de gracht. Zijn vader die bij sneeuw de asla voor de deur leegschudde zodat het minder glad was. De deken voor het slaapkamerraam tegen de vrieskou en dan toch wakker worden met ijs op de dekens.
In dit huis was het allemaal begonnen maar ook plots geëindigd. Op een dag was hij gebeld op zijn werk of hij snel naar huis wilde komen. Zijn vader was gestorven. Na een lange reis vanuit het midden van het land, was hij dezelfde gracht afgelopen en had in de verte nog net de zwarte wagen de hoek om zien rijden. Een jaar later moest hij dezelfde reis weer maken voor zijn moeder.
Toen was wat thuis was ineens huis geworden.
Zo stond hij nog even te staren naar het huis. Toen hij zich omdraaide om terug te gaan, viel er een kleine foto uit de stapel in zijn hand. Daarop stonden zijn ouders die een kleine baby vasthielden. je kon zien dat ze blij met hem waren.
Met een glimlach op zijn gezicht liep hij terug naar het station
Dat zijn mijn goede jeugdherinneringen
die neem je mee zolang je verder leeft.
Boudewijn de Groot: Testament